Deel 2, de Citroën B2, een logisch gevolg op het type “A”.

Deel 2, de Citroën B2, een logisch gevolg op het type "A".

In het vorige hoofdstuk hebben we een begin gemaakt met de beschrijving van de geschiedenis van de Citroëns met achterwielaandrijving, door kort stil te staan bij het ontstaan en de evolutie van de Citroën 10HP, type A.

Eind 1921 werd de Citroën B2 als opvolger van de Citroën type A gepresenteerd. De B2 blijft de complete uitrusting behouden die had bijgedragen aan het succes van het type A zoals een krachtige motor en koeling door een ventilator, schokdempers, vijf getrimde wielen, elektrische verlichting en ontsteking. Uiterlijk zijn er wel verschillen, zoals een horizontale motorkap en afgeronde deurhoeken.

De B2 Torpedo is dan verkrijgbaar in drie versies: de serie Torpedo die nagenoeg de carrosserie van het type A behoudt (3 deuren met hoekig deurprofiel en een zijdelings reservewiel), de serie Luxe Torpedo, die 4 deuren heeft met afgeronde hoeken en een dubbel gelede voorruit en de serie Tourisme Luxe. Deze is identiek aan de Luxe Torpedo maar heeft een completere uitrusting, zoals krachtige koplampen, elektrische claxon, enz.

De Sport Torpedo overleefde de update van de modellen tot de Caddy in oktober 1922 uitkwam. Tenslotte werd een Landaulet aan het scala van carrosserieën toegevoegd.

De B2 werd al snel een groot succes dankzij zijn robuustheid en zijn zuinigheid, maar ook door herhaalde successen op Le Mans in 1920, 1921 en 1922. Een goede reclame voor de B2 was ook het idee van Citroen om met een vloot taxi’s uit te komen, die het uiterlijk hadden van een B2. Plaatje 01.

In 1923 kreeg  de B2 een motorkap met 16 sleuven en werd het gamma B2’s verrijkt met drie nieuwe modellen: de Caddy, de Conduite Interieure (sedan) met 4 ramen en de Normande. De Caddy is een sportief model dat wordt gekenmerkt door zijn typische spatborden, geknikte voorruit en 3-zits carrosserie met spitse achterkant en concave zijkanten. Het ontwerp van dit model is te danken aan de carrosseriebouwer Labourdette, een vakman uit Ivry die namens Citroën verantwoordelijk was voor de productie.

De Conduite Interieure met 4 ramen komt ook voor in de prijslijst van de Autosalon in 1922, maar zijn ontwikkeling zal geen vervolg krijgen.

De Normande is een gemengde auto, prettig om mee te rijden en praktisch voor op het werk; deze vorm van carrosserie is echter geen uitvinding van Citroën, het was de firma La Licorne die deze als eerste heeft gemaakt.

1924 is het jaar van de landaulettaxi en twee nieuwe driezitsmodellen: een 5 HP en een 10 HP. Daarbij is de achterbank naar de zijkant verschoven ten opzichte van de bestuurdersstoel. Vooraan is een neerklapbare stoel voorzien en achterin vindt een bagagebak zijn plaats achter de bestuurdersrugleuning.

 

B2 stoelopstelling B2 1921

In het voorjaar van 1924 kwam het einde van de Caddy. Dit model ging maar anderhalf jaar mee. Er zouden slechts 300 exemplaren worden gemaakt.

Wat verandert er in 1925 met de B2? Een 3-zits ‘klaverblad’ torpedo wordt toegevoegd aan de verspringende 3-zits torpedo van vorig jaar. Een cabriolet met 3 verspringende stoelen vervangt de Caddy. De nieuwe 10 HP B2 cabriolet verscheen voor het eerst met platte spatborden zoals alle B2’s hadden vóór de ‘All steel’ maar vanaf de zomer van 1925, kreeg de 10 HP cabriolet de ronde spatborden van de ‘All Steel’, B10, maar hij behield een zichtbare tankdop op de motorkap. De Coupe de ville, landaulets, Normande en taxi’s volgen deze evolutie, terwijl de 3-zits torpedo’s verdwijnen. Een ander detail onderscheidt de eerste van de tweede versie van deze cabriolet: de deurkruk zit eerst aan de achterkant en gaat dan naar voren en dat zal het volgende jaar ook zo blijven bij de B12 cabriolet.

De kleine 5 HP, type C kwam vroeg maar niet onverwacht.

Op de autosalon van Parijs in 1921 werd de kleine 5 HP al aan het publiek voorgesteld maar de auto kwam pas in de zomer van 1922 op de markt. Het duurde dan ook tot 1923 voordat de distributie van dit opmerkelijke autootje van de grond kwam. De eerste 5 HP, genaamd type C, was een tweezits Torpedo in de kleur citroengeel.

In 1923 wordt de 5 HP type C voorzien van een verstevigd chassis en magneetontsteking en heet dan C2. Aan de al bekende torpedo werd een cabriolet toegevoegd, en beide kregen in dat jaar een motorkap met 16 sleuven in plaats van 3. Hun wielen hadden een centrale versteviging die nog niet zat op het oorspronkelijke model van de Salon uit 1921, maar wel al op de productiemodellen die in de zomer van 1922 op de markt kwamen. De torpedo werd nog enige tijd in lichtgeel gespoten, maar was toen alleen verkrijgbaar in bordeaux en havana. De cabrio bestaat niet in het geel; deze is verkrijgbaar in havana of blauw.

In 1924 komt de 5 HP driezitter uit zoals hierboven beschreven. De 5 HP 3-zitter houdt het reservewiel aan de zijkant, zoals bij de torpedo’s en cabrio’s. De meest opvallende nieuwigheid van 1924 wordt de vervanging van hogedrukbanden door comfortbanden.

Voertuigen geïmporteerd naar Engeland of daar geassembleerd, werden door de importeur in Slough (Londen) uitgerust met zijlichten, achteruitkijkspiegels, ruitenwissers en snelheidsmeters. Foto 03

 

1925 Engelse uitvoering 5HP_T3-2

In 1925 verandert de opstelling van de drie zitplaatsen in de 5 HP waardoor deze de naam  ‘Trèfle’ (Klaverblad) krijgt. Foto 36 In 1926 verschijnt de laatste versie van de 5 HP, nu met ronde spatborden, die doen denken aan de B 10 “All Steel”. De 5 HP 1926 behoudt dezelfde mechaniek als in 1925, maar de ontsteking van Delco is opnieuw aangepast op bepaalde modellen.

Ook al was de 5 CV een succes, hij was onvoldoende rendabel en om de introductie van de ‘tout acier’ (‘all steel’) B14 voor te bereiden, besloot André Citroën persoonlijk, tegen de algemene opinie in, de productie in mei 1926 stop te zetten. Een C4 ‘all steel’-versie werd overwogen, maar werd opgegeven vanwege de buitensporige kosten.

Citroën B10

In het volgende hoofdstuk meer over de Citroen B10 ‘Tout Acier’ en de verdere historie.

Scroll naar boven